Over een urn en boosheid [pleisterplek]

Auteur: Carend redactie
05.03.2023
Over een urn en boosheid [pleisterplek]
Auteur: Carend redactie
05.03.2023

Pleisterplek. Een rubriek -kort maar fijn- over dat ene dierbare plekje in je huis of je tuin of je auto of zomaar ergens onderweg, waar je even heel fijn herinnerd wordt aan degene die er niet meer is. Waar je regelmatig bij stilstaat en je weer even zorgeloos weet en voelt dat diegene nog bij je is. Vandaag aflevering drie, geschreven door Bente (46).


Wat zien we?
De urn van mijn vader. Hij staat tijdelijk op een stukje Zen-tuin, gemaakt door mijn man. Hij verlangt al jaren naar een Japanse tuin, met een bepaalde ordening, en waar het stil is op het geluid van vogels na. Ik vermoed een reactie op ons chaotische huishouden met kinderen en huisdieren. Nu zit hij hier af en toe, verdekt opgesteld voor ons en mijmerend. De urn stond bij mijn moeder in de tuin, maar door haar dood is hij nu bij ons. Ik heb er nooit iets mee gehad. Ik vind het een raar idee dat de overblijfselen van mijn vader in een pot zitten die in mijn tuin staat. Maar ik ben wel nieuwsgierig dus heb al even gespiekt hoe de urn er aan de binnenkant uitziet. Als mijn vader me nu zou zien zou hij lachend zijn hoofd schudden. Om de staat van de tuin en de dieren. ‘Jammer van die katten,’ zou hij zeggen. ‘Wij zijn hondenmensen.’ ‘Dat konijnenhok kan wel een likje beits gebruiken.’ Dat ook. En hij zou ontroerd zijn. Te zien dat zijn liefde voor de natuur is verder gegaan in mij en zijn kleinkinderen. Wat zou mijn vader een leuke opa zijn geweest. Hij zou ook zeker meevoelen met mijn man en even naast hem gaan zitten bij de Zen-tuin. Als het zomer wordt zal ik mijn vader bevrijden. Zo voelt het. Zijn as en de as van mijn moeder zullen we dan uitstrooien op een plek waar ze samen verliefd waren. Zoals ik mijn moeder heb beloofd.


Toen hij overleed..
Toen hij overleed, vijfentwintig jaar geleden, zat ik naast hem aan zijn bed in onze woonkamer. Ik was eenentwintig jaar en kneep, zonder dat iemand het zag, steeds hard in zijn handen. Ik hoopte dat ik zijn hart een optater kon geven en hem daarmee terug kon krijgen. Ik had geen idee hoe dat ging, sterven. Toen mijn moeder de zuurstofpomp uitzette werd ik woest, maar ik zei niets. Ik schaamde me voor mijn gevoelens. Iedereen in de kamer was opgelucht behalve ik. Iedereen huilde, behalve ik. Het was zes uur in de ochtend en we hadden vierentwintig zware uren achter de rug. Een dag eerder had mijn vader aangegeven dat hij op was en niet verder wilde. De kanker zat overal en hij kon niets meer zelf. Zonder dat ik het wist hadden mijn ouders en de huisarts het hele scenario al veel eerder doorgesproken. De huisarts regelde morfinezetpillen die we om de zoveel uur inbrachten. De huisarts bleef zelf niet, we moesten hem bellen zodra mijn vader was overleden. Gelukkig gaat dat tegenwoordig allemaal heel anders. Mijn vader begon te hallucineren na de eerste pillen. Soms kwam hij ineens omhoog en keek met een verwilderde blik de kamer in. Later maakte hij urenlang kermende geluiden. Iedereen in de woonkamer had genoeg aan zichzelf. Mijn moeder lag huilend op de bank. Mijn oom, de broer van mijn vader, bleef maar zeggen dat het bijna voorbij was. En ik was boos. Het heeft lang geduurd voordat ik dat stuk kon toelaten. Maar het is me gelukt. Vanaf dat moment kon ik weer bij een gevoel van liefde. Voor het meisje dat ik was, de mensen in die woonkamer en voor mijn vader.


Inspirerend? De Carendredactie nodigt de lezer uit om zo’n pleisterplek te delen. Mail een foto van jouw pleisterplek naar redactie@carend.nl en vertel ons wat we zien, waarom deze plek bijzonder voor je is en hoe je terugkijkt op het overlijden van jouw dierbare in maximaal 500 woorden. (alle inzendingen worden met aandacht gelezen en geredigeerd)


Beeld pleister: Sonja Rachbauer