Mijn moeder is niet bang voor de dood en ze is een voorstander van euthanasie. Op haar negentigste is ze al twintig jaar lid van de NVVE, de Nederlandse Vereniging voor een Vrijwillig Levenseinde, en ze heeft mij gemachtigd om namens haar op te treden bij medische beslissingen. Er ligt een ingevuld vragenformulier waarop achter elke vraag - ‘Als […] wilt u dan euthanasie?’ – met een forse streep ‘JA’ staat aangekruist. Als gemachtigde dochter probeer ik haar gevoelens en overwegingen te volgen, maar het schokt mij te lezen dat ze ‘incontinentie’ al voldoende reden vindt voor een zelfgekozen dood. Elk jaar opnieuw heeft mama die euthanasiewens opnieuw ondertekend. Euthanasie is een heel normaal onderwerp in onze gesprekken, net als andere middelen om zelf het leven te beëindigen. In haar kast staat het boek van Bart Chabot voor het grijpen: Uitweg; een waardig levenseinde in eigen hand. We wegen de methoden regelmatig af. Later, als mama’s geheugenverlies toeneemt, maken we samen een brief waarin staat dat ze merkt dat haar geheugen achteruitgaat en dat haar euthanasiewens ook geldt voor het geval dementie het haar moeilijk maakt om daarover te beslissen. Ook die brief ondertekent ze jaarlijks. De huisarts is van dit alles op de hoogte. We zijn heel goed voorbereid, beter kan het niet.
Op een dag loopt ons gesprek stroef; mama geeft vreemde antwoorden die niets te maken hebben met wat ik vertel. Na een half uur samen stuntelen ontdek ik dat ze haar hoorapparaten niet inheeft. Die tastbare oorzaak voor het moeizame gesprek stelt me gerust. Dat ze niet heeft gezegd dat ik niet te verstaan was en dat de hoorapparaten niet in hun vaste doosje liggen is wel verontrustend. Maar als ik ze na lang zoeken in de vuilnisbak vind ben ik pas echt gealarmeerd. Het gaat duidelijk niet goed in haar hoofd. Het lijkt me tijd om met haar huisarts die euthanasieprocedure op te starten.
‘Mama, wil je euthanasie?’ vraag ik als de apparaten na even prutsen in haar oren zitten. Ze zucht en kijkt een tijdje stil uit het raam. ‘Zie je dat ze dat voetbalveld aan het inzaaien zijn?’ De euthanasie heeft blijkbaar even haar aandacht niet. Het gebeurt wel vaker dat een gespreksonderwerp snel weer uit haar blikveld is verdwenen. Ik heb me aangeleerd om in een volgende opmerking altijd een extra bijzin te verweven over wat er daarvoor gezegd is. Op die manier lukt het wel om een onderwerp vijf minuten op tafel te houden.
Maar die vijfminutengesprekjes betreffen simpele onderwerpen als het weer, de kerststol of mijn steunzolen.
Hoe krijg ik lang genoeg haar aandacht voor het besluit om haar euthanasieprocedure op te starten? En hoe kan ik zeker zijn dat ze die euthanasie echt, blijvend, nú wil? Ik kan, vanwege haar slechte geheugen, niet zeggen ‘denk er nog eens over na’. In drie vijfminutenminutengesprekjes met een week tussentijd vraag ik of ze euthanasie wil. Als ze in het derde gesprekje Guido Gezelle citeert – ‘ik wil de kruisbanier tot in Gods handen dragen’ – lijkt het erop dat ze haar mening heeft bijgesteld. In de wekelijkse bezoeken daarna haal ik die conclusie nog driemaal terug, inclusief de regels van Gezelle. Het gedicht ligt intussen uitgeprint op haar tafel. Ze pakt het regelmatig op en leest het tevreden voor. Helaas kan ik die ommezwaai in haar gedachten niet diepgaand met haar doornemen om er zeker van te zijn, maar de warme toon waarmee ze die ‘kruisbanier’ blijft noemen overtuigt me.
Mama was de laatste vijf jaar van haar leven erg ongelukkig. Ik denk (hoop) dat ze nog wel genoot van de bomen en de wolken in haar uitzicht, dat ze blij was met het bezoek van haar kinderen en dat ze ervan genoot om stiekem, tegen haar eigen principes in, veel chocola te eten. Maar op de medebewoners in haar tehuis reageert ze zo hooghartig dat mensen haar gaan vermijden. Ze speelt vals met scrabble en maakt met denigrerende opmerkingen de verliezers aan het huilen. Voor de spelletjesmiddag wordt ze niet meer opgehaald. Gelukkig is er Carla, die mama al enkele jaren kent en die het als een professionele uitdaging blijft zien haar af en toe wat warmte te geven.
Ik hoop maar dat het mijn moeder heeft getroost dat ze die moeizame jaren – die ‘kruisbanier’ - zag als een opdracht van God. Zelf voel ik alleen maar weerzin tegen Gezelles onverbiddelijke toon en zijn oorlogsmetafoor. Uiteindelijk sterft ze in haar slaap, precies waar we allebei op hoopten. Als om zes uur in de morgen mijn telefoon rinkelt en ik een ernstige verpleegkundige aan de lijn krijg voel ik me opgelucht.
Het leven is een' krijgsbanier,
door goede en kwade dagen,
gescheurd, gevlekt, ontvallen schier,
kloekmoedig voorwaards dragen.
Men tuimelt wel, en wonden krijgt
men dikwijls, dichte en diepe...
't en vlucht geen weerbaar man, die wijgt*,
of hem de dood beliepe!
Het leven is...geen vrede alhier,
geen wapenstilstand vragen:
het leven is de Kruisbanier
tot in Gods handen dragen!
Guido Gezelle
* wijgt = strijdt
Euthanasieverzoeken bij mensen met dementie of een stapeling van ouderdomsaandoeningen nemen toe. Tegelijkertijd zijn deze verzoeken juridisch en moreel complex. Het inschatten van uitzichtloos en ondraaglijk lijden vraagt om zorgvuldige afweging, zeker wanneer de wilsbekwaamheid afneemt of een schriftelijke wilsverklaring de mondelinge wil moet vervangen. Kijk hier het webinar 'Euthanasie: Dementie en stapeling van ouderdomsklachten' terug.