Voor altijd bij jou zijn, hadden wij gewild, maar moesten ons voor het noodlot buigen [liedjes over de dood]

Auteur: Jos Schuring, journalist en spreker bij uitvaarten
21.04.2025
Voor altijd bij jou zijn, hadden wij gewild, maar moesten ons voor het noodlot buigen [liedjes over de dood]
Auteur: Jos Schuring, journalist en spreker bij uitvaarten
21.04.2025

Waarheen waarvoor en My way sterven langzaam uit. Zij maakten plaats voor liedjes van Danny van Claudia de Breij en Andrea Bocelli. Maar er is zoveel meer. In deze rubriek lees je over muziek die mogelijk wel bekend is, maar niet per se van uitvaarten. Deze week Gustave Mahler – Kindertotenlieder:

Zijn vrouw Alma kon er niet bij. Met Gustav Mahler had ze twee dochters in blakende gezondheid, maar het genie boog zich over de dood van kinderen. Mahler baseerde zijn liederen op de gedichten van de 19e eeuwse Duitse schrijver Rückert die zijn verdriet over de dood van twee van zijn kinderen uitte in vijf gedichten. Mahler maakte er een liederencyclus van die een klein half uur duren.

De liederen zijn door alle bekende sopranen gezongen. Van Anne Sofie von Otter tot aan Dame Janet Baker. Maar ook bariton Thomas Hampson nam de cyclus op. Hampson meent dat de liederen vooral gaan over rouw. Hij ziet de liederen als een requiem, maar zelf ervaart hij ook hoop als hij de liederen zingt. Hobo, harp en cello spelen een belangrijke rol in de muziek als deze door een orkest wordt gespeeld. De klanken gaan van donker naar licht, het is vocale literatuur aldus Hampson. Maar liedkunst wordt ook vaak uitgevoerd met alleen piano als begeleiding, zoals in bijgaande videoclip.

Bizar is dat twee jaar nadat Mahler zijn liederencyclus voltooide zijn lievelingsdochter Almschi aan een hersenvliesontsteking stierf. Had de componist een voorgevoel? Hieronder staan de teksten van Ruckert vertaald in het Nederlands.

De clip bevat alle Kindertotenlieder, gezongen door Thomas Hampson


1. Nun will die Sonn’ so hell aufgeh’n 

Nu de zon vol luister de hemel kleurt,

Is het alsof vannacht geen ongeluk is gebeurd.

Het ongeluk overkwam slechts mij alleen,

De zon, zij schijnt voor iedereen.

Laat niet de nacht in jou blijven bestaan,

Laat deze in het eeuwige licht opgaan.

Een lichtje in mijn gesternte is gedoofd,

Het vreugdelicht der wereld zij geloofd!


2. Nun seh’ ich wohl, warum so dunkle Flammen 

Nu weet ik, waarom jullie donkere vlammen

Naar mij sproeiden in zo menig ogenblik,

O ogen, als het ware, om in één enkele blik

Jullie hele macht in samen te ballen.

Had geen vermoeden, door nevel ontsloten,

Geweven door een lot verhuld voor het oog,

Dat de straal zich reeds naar huis afboog,

Naar ginds vanwaar alle stralen ontsproten.

Jullie wilden mij stralend overtuigen:

Voor altijd bij jou zijn, hadden wij gewild,

Maar moesten ons voor het noodlot buigen.

Zie ons goed aan, want weldra zijn wij verstild!

Waar thans onze ogen nog van getuigen,

Straks dient je hoofd ’s nachts naar de sterren getild.


3. Wenn dein Mütterlein 

Hoor ik moedertje lopen, doet zij de deur open,

Wend ik mij voordien, om haar te kunnen zien,

Niet op haar gezicht is mijn blik gericht,

Op een punt daaronder richt ik mij bijzonder,

Daar zou moeten zijn jouw gezichtje fijn,

Wanneer jij altijd monter kwam in de kamer gezwind

Als ooit mijn lieve kind.

Hoor ik moedertje lopen, doet zij de deur open,

In schemerig kaarslicht, zie ik immer jouw gezicht

Als kwam je haar weldra, al huppelend achterna,

Stralend in het licht!

O, ster in je vaders firmament,

Ach, hoe wreed permanent zijn je stralen uitgedoofd!


4. Oft denk’ ich, sie sind nur ausgegangen! 

Vaak denk ik, zij zijn slechts uitgegaan!

Spoedig zullen zij weer op huis afgaan!

De dag is mooi, o wees niet bang,

Zij maken het heus niet al te lang.

Ja zeker, zij zijn slechts uitgegaan,

En zullen nu naar huis toe gaan.

O wees niet bang, de dag kent geen gevaar!

Zij lopen naar gindse heuvels daar!

Zij zijn ons enkel vooruitgegaan,

En talen niet meer naar het huiselijk bestaan!

Wij halen hen in op gindse hoogten

Zon belicht!

De dag is mooi op ginds vergezicht!


5. In diesem Wetter 

In dit noodweer, in dit gierend geluid,

Nooit stuurde ik de kinderen erop uit;

Men heeft ze het huis uit gedragen,

Ik mocht er niet over klagen!

In dit noodweer, in dit aanhoudend gefluit,

Nooit had ik gelaten de kinderen eruit,

Ik was bang dat ziekte hen zou overvallen,

die vrees is nu gruwelijk komen vervallen.

In dit noodweer, dat ons gruwelijk omsluit,

Nooit had ik gelaten de kinderen eruit;

Ik dacht: ze sterven de volgende morgen,

dat zijn nu achterhaalde zorgen.

In dit noodweer, dat ons gruwelijk omsluit!

Nooit zond ik de kinderen er op uit!

Men heeft hen naar buiten gedragen,

Ik mocht er niet over klagen!

In dit noodweer, in dit gegier,

In dit gefluit,

Door geen storm verschrikt,

Door Gods hand wel beschikt,

Rusten zij zoals bij moeder thuis uit.