Het lijkt een detail. Een stoel pakken en naast iemands bed gaan zitten. Maar dat is het niet. Integendeel zelfs.
Ooit verzuchtte ik tegen een geestelijk verzorger, midden in de drukte op de verpleegafdeling, dat ik het die dag zo jammer vond dat ik niet voldoende tijd voor mijn patiënten had. Ze glimlachte en zei dat ik het ook niet goed deed. “Want je bleef staan.”
Ik keek haar verbaasd aan. Toen zei ze: “Wat jij in twee minuten staand doet, doe ik in één minuut zittend. Want ik level veel sneller. Ik zit er veel meer als mens.” Dat zinnetje bleef hangen. Al dacht ik er die dag verder niet meer over na.
Het is niet klaar, dacht ik. Dus bleef ik even. De woorden van de geestelijk verzorger echoden in mijn hoofd. Ik pakte een stoel en ging zitten.
Zijn schouders zakten een beetje. Hij begon te praten. Niet over zijn klachten, maar over zijn vrouw. Zijn kleinzoon. Zijn angst om straks niet meer naar huis te kunnen en daar te mogen sterven. Die ene actie — het gaan zitten — veranderde het gesprek volkomen. En gaf me cruciale informatie om beter te kunnen zorgen.
Wie ooit zelf in een ziekenhuisbed heeft gelegen, weet hoe het voelt:
’s ochtends komen de dokters, samen met de verpleegkundigen. Ineens staan er vier of vijf mensen in witte jassen naast je bed.
Ze buigen zich over je heen, praten, beslissen misschien zelfs, terwijl jij daar ligt — op je kwetsbaarst, half aangekleed, met de dekens opgetrokken tot aan je kin. Boven je gonst het overleg, de haast, de witte wereld raast over je heen. Je kijkt omhoog — letterlijk en figuurlijk — en voelt hoe groot de afstand is tussen zorgverlener en patiënt.
Ik wil daar beslist geen waardeoordeel over vellen, maar het is oplosbaar met een kleine aanpassing. Zodra iemand gaat zitten, verdwijnt die afstand. De blik wordt horizontaal. De stem zachter. Er komt meer rust, zeker meer gelijkwaardigheid en aandacht. Je zit niet meer tegenover een patiënt, maar naast een mens.
Dus aan elke collega, dokter, verpleegkundige, coassistent, zorgverlener, vrijwilliger — jong of oud — wil ik één levenslang advies geven:
Ga zitten. Altijd.
Ook als je maar één minuut hebt. Misschien juist als je één minuut hebt. Want zittend zie je beter wat er werkelijk speelt. En zie je beter wie er werkelijk voor je ligt.