Boterhambriefjes

Auteur: Tanja van Roosmalen
03.01.2022
Boterhambriefjes
Auteur: Tanja van Roosmalen
03.01.2022

‘Eigenlijk ben ik nu al een beetje dood’. Ze praat met een ijzige kalmte in haar stem terwijl ze haar blik naar buiten richt. Sinds een paar dagen ligt ze in een ziekenhuisbed in de kamer. Twee jaar geleden drong borstkanker als een ongenode gast haar leven én hun gezin binnen. Na een borstamputatie, chemotherapie en bestralingen haalde iedereen weer adem en pakte ze het leven weer op. Tot het moment van het verpletterende nieuws: de kanker woekerde opnieuw en dit keer was er geen kruid meer tegen gewassen.

Ik zit naast haar bed met een kop thee. Zacht blaas ik de stoom boven mijn glas weg om mijn verstarring te maskeren die haar opmerking veroorzaakt. Ik wil niet dat ze dit zo voelt, dat kan nog niet, dat mag nog niet. Ze is moeder van drie opgroeiende kinderen en het leven is nog te mooi. Direct roep ik mijn oordelende gedachten weer tot de orde.

‘Ik word wakker als de kinderen al naar school zijn en als ze thuiskomen gaan ze huiswerk maken, sporten of naar vriendinnen. Het leven gaat niet alleen buiten door. Ook mijn eigen gezin leeft langs mij heen. En ik lig erbij en kijk ernaar. Alsof ik er geen onderdeel meer van uit maak. Alsof ik kijk naar het leven zoals het zal zijn als ik er niet meer ben.’ Haar blik verstrakt nog meer en ik voel hoe ze haar tranen in bedwang houdt.

‘Wat mis je allemaal?’ vraag ik haar. ‘Gewoon, simpele dingen’, zegt ze. ‘Boterhammen smeren voor de kinderen, dat ik ze een fijne dag wens en uitzwaai bij de deur… en dat ik ze ’s middags vraag om te vertellen hoe het op school was. Gewoon, dat soort dingen die een moeder hoort te doen. Ze doen dat allemaal zelf en gaan hun eigen weg. Het hoort gewoon niet zo, ik hoor dat voor ze te doen.’

Ze verheft haar stem, haar tranen laten zich niet langer bedwingen.

Ik pak haar hand en laat tot me doordringen wat ze nu werkelijk vertelt. De kanker in haar borst tastte in eerste instantie al haar vrouwelijkheid aan. En nu ontneemt de tumor, in de borst die haar kinderen voedde, haar ook nog haar moederschap, nog voordat ze haar leven verliest. Hoe wrang is dat?

Het raakt mijn eigen moederhart zo enorm dat ik razend word van binnen. De kanker richt zoveel schade aan, maar het neemt níet het moederschap van haar af. Niet zolang ik daar vóór ga liggen. Dat is moederonterend en dat tolereer ik niet. En alle moeders met mij, dat weet ik zeker.

Grootspraak, dat weet ik wel, maar ik kan er even niet mee dealen, dat het gaat zoals het gaat.

Ik denk aan hoe ik ’s morgens de boterhammen voor mijn kinderen smeer en ze een fijne dag wens. ‘Toen mijn kinderen klein waren stopte ik altijd een boterhambriefje in hun trommel’ antwoord ik zacht. Zo’n briefje om ze een fijne dag te wensen. ‘Ja’, zegt ze ‘die tijd heb ik ook gehad. En op een banaan tekende ik smilies… Misschien moet ik dat weer gaan doen…’ We praten nog wat verder over de kinderen en dan vertrek ik weer, haar achterlatend in een onzekere tijd.

Een week later zit ik weer naast haar. Haar kinderen zijn thuis, haar man wijkt niet meer van haar zijde. Ik hoor het bekende geluid van een morfinepomp naast haar bed en ze dut regelmatig in. Het einde is in zicht. ‘Dat was een goeie tip’ zegt ze ineens en ze wijst naar een doosje op het nachtkastje. Het zit vol briefjes, boterhambriefjes, met lieve teksten als ‘Mum lufs joe’ en ‘maak er wat van vandaag!’

Ik word er stil van. Haar man schrijft ze voor haar op en stopt ze iedere ochtend trouw in drie trommeltjes. Het zijn maar gewoon boterhambriefjes… maar het is zóveel meer dan dat. Het is de zwaaiende moeder bij de deur, die haar kinderen vol vertrouwen de wereld in stuurt. De moeder die elke kans grijpt om haar kinderen te laten weten dat ze van hen houdt en dat ze er altijd voor hen zal zijn. Dát is wat moeders doen.

Deze briefjes geven haar een stukje moederschap terug. En ze geven haar kinderen een deel van hun moeder terug dat ze al bijna kwijt waren, nog voordat ze er echt niet meer zou zijn.

Koesterbriefjes zou je ze eigenlijk beter kunnen noemen…

Als ik definitief afscheid van haar neem weet ik één ding zeker: vanaf morgen schrijf ik ze ook weer aan mijn puberkinderen. Ook al weet ik wat ze zullen zeggen: ‘Maam, moet dat? Ik ben toch geen kind meer!’ En dan zal ik zeggen: ‘Ja, dat weet ik. Maar ik ben nog steeds jullie moeder. En daar wil ik zo lang mogelijk van blijven genieten.’


Auteur: Tanja van Roosmalen, verlies- en rouwtherapeut